KZ Allach, het vergeten concentratiekamp nabij Dachau.
Vanaf 1935 vestigde de Bayerischen-Motorenwerke AG op ongeveer 10 kilometer ten noorden van München, aan de noordelijke rand van het Allacher Forst, een nieuwe, op de wapenindustrie gerichte fabriek onder de naam van BMW-Werk Allach of BMW- Flugmotorenbau GmbH.
In 1943 had BMW al plannen een deel van de wapenindustrie ondergronds te brengen naast de bestaande productiehallen. Dit gebeurde naar aanleiding van een bombardement op een vestiging van BMW in München in het voorjaar van 1943.
Al sinds 1934 werkte BMW voor de Nazi’s.
De ondergrondse productiehallen waren in wezen bunkers met 9 tot 15 meter dikke muren. De SS zorgde voor de dwangarbeiders, die aanvankelijk werden aangevoerd vanuit het hoofdkamp KZ Dachau.
De SS richtte meestal een kamp op in de nabijheid van een fabriekscomplex. Dit gebeurde ook in de buurt van de BMW-vestiging Allach. Hier werd met medewerking van BMW AG begonnen vanaf 1942 met het oprichten van een buitencommando van KZ Dachau. De bewijzen hiervoor zijn terug te vinden in het Stadsarchief in München.
Het kamp was door een brug over het door BMW verlegde Schwabenbächl via een corridor van prikkeldraad en een houten brug over de Dachauerstrasse met de BMW-fabriek verbonden. De gevangenen werden door deze prikkeldraadcorridor naar hun arbeidsplaatsen gedreven. Op het terrein van BMW-Flugmotorenbau GmbH was ook een kleine gevangenis aanwezig. De bouw van de ondergrondse fabriekshallen is nooit helemaal klaargekomen.
In 1944 is KZ Allach uitgebreid met OT-Lager Karlsfeld tot 30 woonbarakken. Het KZ Allach bestond uit 18 omgebouwde, sterk vervuilde paardenstallen. Ook na de verbouwing van de paardenstallen bleven het primitieve onderkomens.
In het Stadsarchief in München zijn aanvragen en plannen van BMW AG tot in het jaar 1942 terug te vinden voor het aanbrengen van riolering in KZ- Aussenlager Allach, dat aanvankelijk door de eigenaar BMW werd aangeduid als Russenkamp.

De totale afmeting van het concentratie-kampterrein bedroeg 300 meter bij 300 meter. Het kamp was berekend op 6000 gevangenen maar op een zeker moment waren er, tussen 1944 en 1945, 22.000 uitgemergelde gevangenen ondergebracht met in totaal 23 verschillende nationaliteiten.
De bewaking van het kamp was in handen van ongeveer 800 SSers, de “Totenkopf”-eenheid. Voor het merendeel waren deze SSers afkomstig uit Duitsland. Maar er waren ook SSers met de Hongaarse, Roemeense en Kroatische nationaliteit. De Kampcommandant was SS-Obersturmführer (1e luitenant) Josef Jarolin en zijn plaatsvervanger was SS-Hauptscharführer (sergeant-majoor) Sebastian Eberl. Jarolin werd samen met 35 anderen oorlogsmisdadigers in het Dachauer Hauptprozess in december 1945 ter dood veroordeeld. In mei 1946 is het vonnis voltrokken.
Eberl wist aanvankelijk de dans te ontspringen door de ziekte MS voor te wenden in zijn Nazi-tijd. Er liepen meerdere onderzoekprocedures tegen Eberl, die allemaal zijn stopgezet. Het laatste onderzoek dateert uit 1976. De onderzoekingen leverden veel getuigenverklaringen op, waarvan de laatste verklaringen opgenomen zijn rond 1970 en bewaard worden in het Staatsarchief in München. Eberl werd voor zijn gruweldaden nooit veroordeeld en is in 1982 overleden.
Op een gedetailleerde plattegrond van het kamp is met de hand de plaats van een vaste galg ingetekend. Op de appelplaats was ook altijd een mobiele galg opgesteld, die uit het KZ-Dachau overgebracht werd. Dit blijkt uit de documenten en tekeningen, die in het Staatsarchief in München aanwezig zijn.
In de morgen van 30 april 1945 zijn ongeveer 10.000 gevangenen, waaronder ongeveer 1000 vrouwen, bevrijd door de 42e Rainbow-divisie van het 7e Amerikaanse leger. Omdat er besmettelijke ziekten heersten stelden de Amerikanen een quarantaine in. Pas eind mei 1945 mochten de meeste gevangenen weer naar huis.
![]() |
![]() |

De projectgroep Allach van het CID bestaat uit Benoît Darmont (B), Christl en Peter Willmitzer (D) en Pieter Breen (NL). Met heel veel dank aan Dr. Sylvie Graffard (F), Carla Prescott (GB) en Ewgenij Repnikov M.A. (D). April 2014.
Bronvermelding foto’s:
Pagina 1: Amicale des anciens de Dachau-BMW Group Archiv
Pagina 2: Landesvermessungsamt Bayern
Pagina 3: P.H.Breen
Pagina 4: BMW Group Archiv-P.H.Breen